De Joodse kalender

De maanden

De Joodse kalender is in de huidige vorm al een millennium in gebruik. Het is een zogenoemde lunisolaire kalender, dit is een maankalender waarin om de paar jaar een schrikkelmaand wordt ingevoegd. Wat dat betreft lijkt hij op de oude Romeinse kalender, maar de Joodse kalender is veel nauwkeuriger.

In het begin werd het begin van de maand vastgesteld door naar de hemel te kijken, waarna de maand kon worden uitgeroepen. Men was dus ook afhankelijk van het weer: “Het is nu zwaar bewolkt, laten we nog maar een dagje wachten.” Het begin van het jaar werd vastgesteld naar aanleiding van de stand van het gewas. Later, tijdens de Diaspora (het tijdperk van de verstrooiing van de Joden over de wereld), was deze methode niet meer bruikbaar, en werden deze tijdstippen berekend en kreeg de kalender een vaste vorm.

De gemiddelde lengte van de maand is gelijk aan de lengte van de maancyclus; een maand (van 29 of 30 dagen) duurt van nieuwe maan tot nieuwe maan. Door elke twee of drie jaar een schrikkelmaand in te voegen verkrijgt men een kalenderjaar met een gemiddelde lengte gelijk aan de lengte van het zonnejaar.

Het schrikkeljaar

De Joodse kalender is afgeleid van de Babylonische kalender, waaruit de namen van de maanden en het gebruik van de schrikkelmaand zijn overgenomen.

In de Babylonische kalender werd in schrikkeljaren meestal de laatste maand verdubbeld. De Joden, die het kalenderjaar een half jaar opschoven, verdubbelen de zesde maand, Adar. Om de schrikkelmaand van Adar te onderscheiden noemt men deze We-Adar ("nog een Adar") of Adar II. In gewone jaren duurt Adar 29 dagen; in schrikkeljaren duurt Adar (Adar I) 30 dagen, en duurt We-Adar 29 dagen. Een gewoon kalenderjaar is 354 dagen lang, en een schrikkeljaar is dus 30 dagen langer, 384 dagen. Het kalenderjaar kan nog één dag langer of korter zijn, maar daarover zullen we het verderop hebben.

Gewone en schrikkeljaren wisselen elkaar regelmatig af over een periode van 19 jaar. In deze cyclus, genoemd naar zijn ontdekker, de Griek Meton, zijn het derde, zesde, achtste, elfde, veertiende, zeventiende en negentiende jaar schrikkeljaren. Zo blijft de kalender redelijk gelijk lopen met de natuur. Dit jaar, het 5760ste jaar na de schepping van de wereld, is het derde jaar van de 303de cyclus en dus een schrikkeljaar.

De weekdagen en de Sabbath

Naast de maanden is ook de zevendaagse week afkomstig uit de Babylonische kalender. De dag duurt van zonsondergang tot zonsondergang. De doordeweekse dagen zijn genummerd van één (Zondag) tot zes (Vrijdag), maar de zevende dag heeft een naam: de Sabbath.

De Sabbath is de rustdag (zoals de Zondag bij de Christenen), en gewijd aan de godsdienst en de (godsdienstige) studie. Niet voor niets is een Jiddisch woord voor synagoge “sjoel” (Schule, school). Op de Sabbath mag geen arbeid worden verricht; ook het bereiden van voedsel is niet toegestaan. Vandaar dat men vaak op de vrijdagmiddag een pruttelpotje opzet, om op de Sabbath warm te kunnen eten. (Zou dit nu gaan veranderen met de komst van koosjere magnetronmaaltijden?)

Wanneer een feestdag direct vóór of na de Sabbath valt, moet men ineens twee rustdagen overbruggen. Om dit probleem te voorkomen valt Nieuwjaar nooit op Vrijdag of Zondag. Om te voorkomen dat Grote Verzoendag (Jom Kippoer, 10 Tisjri) op Vrijdag of Zondag valt, begint het jaar ook niet op Woensdag of Vrijdag. Deze regel heet Dechijah Adu, ofwel “Uitzondering 1-4-6”; de nummers van de dagen worden hier weergegeven met de eerste, vierde en zesde letter van het Hebreeuwse alfabet.

Om Nieuwjaar op te schuiven verlengt men Chesjwan (de tweede maand, normaal 29 dagen) of verkort men Kislev (de derde maand, normaal 30 dagen), met één dag. Hierdoor zijn er naast regelmatige jaren van 354 en 384 dagen ook jaren die één dag langer of korter zijn.

De Joodse maanden

MaandGewoon jaarSchrikkeljaar
kortreglangkortreglang
Tisjri 30 30
Chesjwan 29 29 30 29 29 30
Kislev 29 30 30 29 30 30
Teweth 29 29
Sjewath 30 30
Adar 29 30
We-Adar - 29
Nisan 30 30
Ijar 29 29
Siwan 30 30
Tammoez 29 29
Aw 30 30
Elloel 29 29
Totaal 353354355383384385

De precieze bepaling van Nieuwjaarsdag (Rosj Hasjana) is vrij ingewikkeld, en houdt rekening met het tijdstip van Nieuwe Maan, en met een aantal uitzonderingen (Dechijoth), waarvan de Dechijah Adu één van de belangrijkste is.

Gerekend volgens de Gregoriaanse kalender zijn alle Joodse feestdagen veranderlijke feestdagen, net zoals het Christelijke Paasfeest en de daaraan gekoppelde data zoals Aswoensdag en Pinksteren. Dit komt doordat de datum van Pasen wordt bepaald door het begin van de lente, en het moment van Volle Maan (alweer die maancyclus). Het Christelijke Paasfeest moet bovendien op een Zondag vallen. Op de Joodse kalender, een maankalender, zijn alle Joodse feestdagen echter vaste feestdagen: zo valt Pesach op 15 en 16 Nisan, ongeacht de dag van de week, dus net even ná Volle Maan.